6 februari 2008

Oud werk

Oud werk leert mij veel. Oud werk tegenover nieuw werk leert mij nog meer. Hier een staaltje niet eerder gepubliceerd oud werk (2005).


Lucht

'Goed.'
Het gaat niet goed. Het gaat eigenlijk nooit zo goed.
Hij is onzichtbaar. Hoe vaak was hij niet samen met de stoel mee opgeklapt. Had hij een deur tegen zijn gezicht gekregen. Werd zijn nummertje overgeslagen bij de slager. Een klap in zijn gezicht van een gebarend persoon op straat. Soms gaat er iemand op hem zitten. Echt waar. Iemand gaat in de bus gewoon op hem zitten. Dan kijkt hij om zich heen of iemand het opmerkt. Maar de persoon blijft gewoon zitten. Hij voelt zich gegeneerd, hij durft niks te zeggen omdat het blijkbaar doodnormaal is. Het zweet breekt hem dan uit en een paniekaanval slaat toe omdat, stel je voor, wat zou er nu gebeuren als iemand het plots zou opmerken en de persoon op zijn schoot erop zou wijzen? Als hij dan ineens zichtbaar zou zijn voor voor passagiers, wat een schaamte zou zich dan over hem werpen. Dan pas zou hij aangekeken worden vol afschuw van de passagiers. Waarom had hij niks gezegd en was hij doodstil blijven zitten? En waarom is hij zo bezweet en rood aangelopen? Heeft hij soms iets te verbergen? Nee, dan kon hij maar heel erg blijven hopen, daar in die bus, met die man op zijn schoot, dat niemand hem ziet. Hij mag niet verschijnen, hij moet lucht blijven om de mensen niet te verontrusten. Vooral niet opvallen nu. Adem inhouden en alleen maar daar aan denken. Niemand mag me zien, niemand mag me zien, niemand mag me zien. Hij hoort niks meer, ziet niks meer, er is niks anders dan hij en de druk op zijn schoot. De warmte van de billen van de meerijder brandt in zijn dijen. Zijn benen slapen, zijn armen gekruist voor zijn borst om niks aan te raken. Spieren beginnen te trillen. Zweetdruppels rollen langs zijn nek.
Plots gebeurt er iets. De druk op zijn dijen verplaatst. Niet kijken. Ik ben er niet. Ik ben lucht.
De druk wordt minder. Ogen open. De meerijder is opgestaan en loopt naar de deur. Er wordt niet meer op hem gezeten! Hij laat zijn adem lopen en armen los. Hij is geen lucht meer. Het is over. Geen onrust, geen rare dingen gedaan, vooral geen aandacht getrokken. Hoe heerlijk.
Bij de volgende halte staat hij op en loopt naar de deur. Hij heeft een euforisch gevoel, alsof hij zweeft. Hij kan de wereld aan. Hij heeft het geflikt, ze hebben niks gemerkt. Als de deuren opengaan en een felle straal zonlicht hem als een teken van verlichting in de ogen schijnt, stapt hij uit. Zelfs de plensende regen doet hem niks en de druppels glijden langs zijn gezicht op zijn jas.
In het bushokje staat een man. Een oude vrouw vraagt hem de weg. De man wijst de richting aan door met gestrekte arm wijds uit te zwenken en raakt hem daarmee keihard in zijn gezicht.
Auw. Hij is weer lucht.